De belangrijkste instellingen voor een stabiel wifi-netwerk

Een stabiel wifi-netwerk begint met de juiste instellingen, niet met hoop. Als wifiinstallateur.nl helpen we je stap voor stap je netwerk betrouwbaar, snel en beheersbaar te maken — voor thuis en zakelijk.

Onderstaande instellingen en testprocedures zijn praktisch, direct toepasbaar en gericht op zichtbare resultaten: minder drop-outs, betere doorvoersnelheid en beheersbare roaming. Volg de stappen, test en optimaliseer waar nodig.

1. Begin: firmware, back-up en basisbeveiliging

  • Actie 1: Update firmware van router, access points en switches naar de nieuwste stabiele release. Verouderde firmware veroorzaakt onverklaarbare storingen.
  • Actie 2: Maak een configuratie-backup voordat je instellingen verandert (router/AP → Export config).
  • Actie 3: Verander standaardaccounts en wachtwoorden; activeer WPA3 of minimaal WPA2-AES. Zet WPS uit.

2. SSID- en bandplanning (2,4 GHz vs 5 GHz)

  • Houd 2,4 GHz voor bereik en IoT; 5 GHz voor snelheid en backhaul. Gebruik aparte SSID’s of band-steering met duidelijke naamgeving.
  • 2,4 GHz: kies één van de niet-overlappende kanalen 1, 6 of 11. Gebruik een Wi‑Fi-scanner (NetSpot, WiFi Analyzer) om het minst drukke kanaal te kiezen.
  • 5 GHz: kies handmatig kanalen met minimale overlapping; vermijd DFS-kanalen als apparaatcompatibiliteit belangrijk is. Gebruik 20 MHz op drukke plekken; 40/80 MHz alleen als je omgeving vrij is van buren en interferentie.

3. Kanaalbreedte en transmit-power instellen

  • Stel 2,4 GHz standaard op 20 MHz. 40 MHz voorkomt vaak problemen door interferentie.
  • Stel 5 GHz op 40 of 80 MHz waar mogelijk, maar meet throughput en packet loss na wijziging.
  • Transmit power: geef prioriteit aan consistente dekking, niet maximum vermogen. Richtlijn: voor thuis 50–70% of −4 tot −8 dBm van max; voor bedrijven stel AP’s lager in en los dekking op met extra AP’s om co-chan-interferentie te minimaliseren.

4. Roaming en fast roaming (zakelijk belangrijk)

  • Activeer 802.11r/k/v indien beschikbaar voor vloeiendere roaming tussen AP’s.
  • Stel roaming thresholds in: roam out bij RSSI ≤ −70 dBm, roam in bij RSSI ≥ −65 dBm. Test met een telefonie- of video-call tijdens lopen langs AP’s.
  • Gebruik band-steering, maar monitor; gedwongen band switching kan juist reconnects veroorzaken bij foutieve thresholds.

5. QoS, airtime fairness en traffic shaping

  • Stel QoS in op router of controller: prioritiseer voice (SIP, RTP), video en bedrijfskritische applicaties; lagere prioriteit voor bulk downloads en guest netwerken.
  • Activeer airtime fairness als veel moderne clients aanwezig zijn; dit voorkomt dat legacymachines het luchtruim domineren.
  • Gebruik rate-limiting op guest SSID’s en applicatie-aware shaping voor zakelijk Wi‑Fi-beheer.

6. DHCP, DNS en IP-planning

  • DHCP: voor zakelijke netwerken gebruik korte maar niet te korte lease-tijden (4–24 uur). Maak DHCP-reservaties voor printers, camera’s en servers.
  • IP-subnetten: verdeel klant-, kantoor- en IoT-apparaten in aparte VLANs/Subnets met eigen DHCP. Voor voorbeeld: 192.168.10.0/24 (kantoor), .20.0/24 (guest), .30.0/24 (IoT).
  • DNS: configureer lokale records voor interne hosts, stel betrouwbare upstream DNS (cloudflare 1.1.1.1, Google 8.8.8.8 of eigen resolver) en activeer DNS-caching op de gateway.

7. Mesh-systemen: backhaul, plaatsing en instellingen

  • Altijd voorkeur voor bekabelde (Ethernet) backhaul. Als wireless backhaul nodig is: reserveer een dedicated 5 GHz radio voor backhaul of gebruik de hoogste band met ruime kanaalbreedte.
  • Plaats nodes centraal en vrij van grote metalen objecten; idealiter in het zicht of met maximaal één stevige obstructie tussen nodes.
  • Stel één SSID voor hele mesh en check dat firmware en mesh-proprietary instellingen up-to-date zijn. Test handover door middel van file transfer en continu ping tijdens lopen.

8. Bekabelde oplossingen en switchconfiguratie

  • Gebruik minimaal Cat6 voor toekomstbestendigheid; Cat6a voor 10G of lange runs. Activeer PoE op switches voor AP-power waar nodig.
  • Configureer VLAN trunking tussen switches en controller/router; map SSID’s naar VLANs met correcte DHCP-relay indien vereist.
  • Overweeg link aggregation voor uplinks met hoge throughput (LACP) en configureer spanning tree op enterprise switches.

9. Beveiliging en guestbeheer (zakelijk)

  • Zakelijk: gebruik WPA2-Enterprise of WPA3-Enterprise met RADIUS voor medewerkers; guest via captive portal of voucher system en isolated guest VLAN.
  • Activeer client isolation op guest-netwerk en beperk toegang tot interne resources via firewallregels.
  • Log en monitor authentications en verdachte events in je controller/siem.

10. Meetmethodes en testprocedures — altijd testen vóór/na wijziging

  • Doelmeting 1 (internet): gebruik Speedtest of M-Lab en vergelijk met abonnementssnelheid. Meet tijdens verschillende tijden voor consistentie.
  • Doelmeting 2 (LAN throughput): iperf3: op server iperf3 -s; op client iperf3 -c 192.168.x.x -P 4 -t 30. Verwachting: wireless throughput ≈ 50–70% van PHY-linkrate bij goede omstandigheden.
  • Doelmeting 3 (dekking): gebruik NetSpot/Ekahau of gratis Wi‑Fi Analyzer; zoek RSSI-kaart en streef naar ≥−67 dBm in werkruimtes (voice stelt strengere eisen, ≥−65 dBm).
  • Doelmeting 4 (roaming): start doorlopende ping (ping -t gateway of ping -i 0.2 -w 60); loop tussen AP’s en controleer packet loss en latency spikes.

11. Problemen isoleren: stap-voor-stap troubleshooting

  • Stap A: update firmware en herstart apparatuur.
  • Stap B: meet bekabelde snelheid (ethernet vanaf client naar switch) om internet vs wifi te scheiden.
  • Stap C: schakel één AP uit; test of problemen verplaatsen — zo detecteer je interferentie of slecht geplaatste AP’s.
  • Stap D: voer spectrum scan uit voor niet‑Wi‑Fi interferentie (Bluetooth, babyfoon, magnetron). Vermijd 2,4 GHz als veel interferentie aanwezig is.

12. Tools en logs die je snel resultaten geven

  • Wi‑Fi scanning: NetSpot (Windows/mac), Ekahau (pro), WiFi Analyzer (Android).
  • Throughput: iperf3 voor LAN, Speedtest voor internet.
  • Packet loss/latency: ping/traceroute, mtr voor langere analyse.
  • Controller logs: check association/disassociation events, auth-failures en retry-rates.

13. Standaardinstellingen checklist voor thuis en small business (direct toepassen)

  • Update firmware → reset config backup
  • Maak SSID’s: Office/Guest/IoT → map naar VLANs
  • Stel WPA3/WPA2-AES → disable WPS
  • 2,4 GHz: 20 MHz, kanaal 1/6/11 → 5 GHz: 40/80 MHz met handmatige kanaalselectie
  • QoS: voice priority; guest rate limit
  • Roaming: 802.11r aan, roam threshold −70 dBm
  • Bekabeling: Cat6, PoE-enabled switch
  • Test: iperf3, speedtest, wifi heatmap, roaming ping

14. Voorbeeld quick-fixes

  • Veel drop-outs op 2,4 GHz? Zet 2,4 GHz op 20 MHz en verhuis IoT naar apart SSID/VLAN.
  • Langzame downloads ondanks hoge linkrate? Meet met iperf3 en kijk CPU-load op AP/router; CPU-limit kan bottleneck zijn.
  • Slechte roaming bij VoIP? Activeer 802.11r en verlaag roam threshold naar −70 dBm; test met continue ping tijdens lopen.

Praktische check: doorloop deze drie snelle tests na elke wijziging — 1) bekabelde iperf3-sessie om LAN te valideren, 2) speedtest op meerdere locaties in het pand, 3) heatmap met NetSpot met doel RSSI ≥−67 dBm in werkplekken — noteer resultaten en verander één instelling per keer.