Antennes bepalen in de praktijk vaak of een wifi-installatie werkt of niet. Bij wifiinstallateur.nl zien we dagelijks dat de juiste antenne, juiste oriëntatie en minimale kabelverliezen het verschil tussen frustratie en betrouwbare dekking maken.
Dit artikel legt concreet uit wat antennes doen, welke types en configuraties je moet kiezen en levert stap-voor-stap tests die zowel ondernemers als particulieren direct kunnen uitvoeren.
Begrijp wat een antenne doet
Een antenne zet radiosignaal om in een richtinggebonden stralingspatroon: omni-antennes verspreiden het signaal rondom, directionele antennes bundelen het signaal naar één gebied. Gain is geen “extra vermogen” maar concentratie: hogere gain vergroot bereik in hoofdrichting maar versmalt de verticale/zijwaartse dekking. Polarizatie (verticaal vs. horizontaal) bepaalt hoe goed antennes met elkaar communiceren; mismatched polarizatie vermindert signaalsterkte aanzienlijk.
Kies het juiste type antenne
Stappen om het juiste type te kiezen:
- Thuis/klein kantoor: standaard omni of ingebouwde AP-antenne; bij dode hoeken gebruik je externe omni of plafond-AP met meerdere antennes.
- Gerichte dekking of point-to-point: kies een directionele antenne (patch, yagi, parabolisch) en richt deze exact op het doelpunt.
- Gangen, balkons, verkeers- of winkelzones: overweeg sectorantennes om gecontroleerde, consistente dekking te leveren.
- Mesh-netwerken: geef de voorkeur aan AP’s met een dedicated backhaul (bedraad of een aparte radio) en zorg dat antennes de backhaul-richting niet verzwakken.
Antenne-orientatie en MIMO
Praktische regels en stappen:
- Standaardplaatsing: bij omnidirectionele staafantennes meestal verticaal oriënteren voor consumentenapparaten.
- MIMO/punt-AP’s met meerdere antennes: gebruik cross-polarisatie (een paar verticaal, een paar horizontaal of 45°) om multipath en ruimtelijke streams te optimaliseren.
- Test stap voor stap: zet antennes zoals aanbevolen, meet signaalwaarden (zie testsectie), wijzig oriëntatie per 45° en hermeet om de beste positie te vinden.
Externe antennes, kabels en connectoren
Concreet uitvoeren:
- Gebruik laag-verlies coax voor externe antennes (bij voorkeur LMR-400 of vergelijkbaar) en beperk lengte zoveel mogelijk; lange coaxruns veroorzaken merkbare dB-verliezen.
- Koppeltypes: consumenten-AP’s gebruiken vaak RP-SMA; professionele outdoor-antennes gebruiken N-type. Zorg voor correcte adapter of bulkhead voor minimale verliespunten.
- Gebruik buitenkabels met UV- en waterbestendigheid, monteer koord- of metalen kabelklemmen niet op het kabellichaam en zorg voor correcte aarding en bliksemafleiding bij buitenmontage.
Praktische teststappen — meet en vergelijk
Volg deze testprocedure voor elke wijziging:
- Baseline: noteer op minimaal drie locaties de RSSI/dBm, SNR en throughput (gebruik WiFi Analyzer/NetSpot/inSSIDer voor RSSI en iperf3 of speedtest.net voor throughput).
- Doelwaarden: streef naar ongeveer -50 dBm voor uitstekende dekking, -67 dBm voor betrouwbare 1-2 streamverbindingen en vermijd < -80 dBm. SNR boven ~25 dB is meestal goed.
- Wijzig één variabele per keer (bijv. antenneoriëntatie, type antenne, kabel), herhaal metingen en vergelijk resultaten; noteer improvement in dB en throughput.
- Backhaul in mesh/omgevingen: meet aparte backhaul-verbindingen; streef naar vergelijkbare RSSI-waarden als voor clients (idealiter beter dan -65 dBm voor stabiele backhaul).
Zakelijke oplossingen: sectorantennes en bekabeling
Zakelijk advies dat wij bij wifiinstallateur.nl uitvoeren:
- Gebruik vaste bekabelde backhaul (CAT6/CAT6A) waar mogelijk; dit elimineert de afhankelijkheid van antennes voor backhaul en verbetert prestaties.
- Sectornetwerken: verdeel gebouwen in zones en gebruik sectorantennes met overlappende randen, beheerd door een controller voor kanaal- en vermogenstuning.
- Frequentieplanning: voorkom congestie door 5 GHz-kanalen te gebruiken en DFS-regels te respecteren; stel TX-power zodanig in dat coverage caches niet onnodig interfereren met nabije AP’s.
Wanneer vervangen of upgraden?
Te vervangen wanneer:
- Metingen na optimalisatie nog steeds slechter zijn dan -70 dBm op kritieke locaties.
- AP’s interne antennes geen goede patronen leveren en relocatie onmogelijk is—dan is een AP met externe antenne of extra AP op bekabelde locatie een betere keuze.
- Je ziet dat kabelverlies of slechte connectoren >3 dB bijdragen aan signaalverlies — repareer of vervang.
Snelle installatie-checklist
- Zet POE/AP uit voordat je connectoren verwisselt.
- Monteer antennes stevig, richt direktionele antennes nauwkeurig met een waterpas of intentie-oriëntatie.
- Gebruik correcte adapters en korte, lage-verlies kabels.
- Voer baseline- en na-metingen uit met dezelfde meetpunten en tools.
- Documenteer wijzigingen, meetresultaten en bewaar foto’s van antenneoriëntaties.
Praktische tip: meet vóór en ná elke antennewijziging op minstens drie kritieke plekken RSSI (dBm), SNR en throughput; als het verschil minder is dan 3 dB verbeterd RSSI, ga dan over op bekabelde oplossingen of een andere antennetype.